Van 1937 tot 1970 bestond in Nederland de Informatiedienst Inzake Lectuur (Idil), een katholieke recensiedienst die lectuur beoordeelde op de katholieke moraal. Het doel van Idil was voorlichting te geven en propaganda te maken voor het ‘goede boek’. Dat gebeurde op particulier verzoek van katholieke uitgevers, boekhandelaren en bibliotheken. Zij wilden vanuit een katholieke moraal richtlijnen voor hun handelen inzake de literatuur. Hierdoor werden bepaalde romans van auteurs als Willem Frederik Hermans en Simon Vestdijk zelfs tot verboden lectuur verklaard. De recensiedienst werd al snel door tegenstanders van censuur beticht. Dat blijkt uit het proefschrift van Cecile van Eijden-Andriessen:
Moralinezuur en voorlichting. De twee gezichten van Idil in het katholieke debat over de moderniteit 1937-1970.
De oprichters van Idil zochten naar praktische richtlijnen om aan de idealistische en emancipatorische doelstelling te voldoen van de strenge katholieke boekenwet, die deel uitmaakte van het kerkelijk wetboek. Zij vonden dat de katholieken te weinig boeken lazen, maar voelden zich onzeker welke boeken zij konden uitgeven, verkopen, aanprijzen en uitlenen
Het corps van recensenten, dat bestond uit geestelijken én leken, beoordeelde onder andere romans, dichtbundels en jeugdlectuur. Voor die beoordeling hanteerden zij een kwalificatiesysteem met cijfers van I tot en met V. Daarbij stond I voor verboden lectuur, II voor streng voorbehouden lectuur, III voor voorbehouden lectuur, IV voor lectuur voor volwassenen alleen, IV-V voor lectuur ook voor de rijpere jeugd, en V voor lectuur voor allen.
Op de lijst van verboden lectuur kwamen onder andere De Tranen der Acacia’s van W.F. Hermans, Het land van Herkomst van E. du Perron, Ik Jan Cremer van Jan Cremer, De Metsiers van Hugo Claus en Op Afbetaling en De Vuuraanbidders van Simon Vestdijk. Ook de boeken van Jan Wolkers vonden geen genade bij de Informatiedienst.
Soms werden boeken –bij herdrukken- opnieuw beoordeeld. Geen roman van Vestdijk kreeg zo consequent het strengste vonnis (I) als De nadagen van Pilatus. Hierover oordeelde het Idil in 1939: ‘(…) een grove profanatie. Tegenover dit boek kunnen we geen andere houding aannemen dan afwijzing en protest.’ Vestdijk viel de twijfelachtige eer te beurt dat hij als laatste Nederlandse schrijver dat ook in 1963 nog overkwam met deze Pilatus-roman. Vestdijk had onder de recensenten van katholieke huize beslist geen goede pers. Een negatieve Idil-recensie van De dokter en het lichte meisje in 1951 leidde zelfs tot kamervragen van het kamerlid Nederhorst (PvdA). Kritisch waren de katholieke recensenten ook over Else Böhler, en De redding van Fré Bolderhey.
Verzet
De recensenten toetsten de lectuur op zedelijkheid, religiositeit en complexiteit. Door de toenemende secularisering na de Tweede Wereldoorlog oogstte Idil steeds meer verzet, ook uit eigen katholieke kring. De vooraanstaande katholieke literatuurcriticus Anton van Duinkerken betichtte de dienst al in 1949 van preventieve censuur en kreeg daarin bijval van de katholieke pers. Ook vanuit niet-katholieke hoek werd Idil mikpunt van kritiek, onder meer van W.F. Hermans.
Aanpassing aan de moderne tijd was dan ook onvermijdelijk. Idil paste de recensie-instructies tot tweemaal toe aan en vanaf de jaren zestig beoordeelden de recensenten soepeler. In 1970 verdween de dienst, 4 jaar nadat in Rome de ‘Index’ al was opgeheven. Een specifiek katholieke recensiedienst was ook hier te lande overbodig.
De fraai uitgegeven dissertatie (406 pagina’s) is verkrijgbaar bij uitgeverij ZHC te Oosterhout en kost € 29,50.
vW, 8 januari 2011