‘De literatuur zit vol verhalen over personages die in de onderwereld zijn afgedaald en die daaruit teruggekeerd zijn’, zo opent Hélène van Coppenolle haar scriptie ter verkrijging van de master literatuurwetenschap aan de KU Leuven. Vooral voor Simon Vestdijk blijkt ‘de topos van de hellevaart een bijzondere rol te spelen’. Hellevaarten zijn ruim vertegenwoordigd zowel in poëzie als in proza. Zij moet zich beperken tot bestudering van het motief van de hellevaart in een drietal romans: Meneer Vissers hellevaart, De kellner en de levenden, De koperen tuin. Afsluitend komt zij tot een vergelijking van de onderzochte romans vanuit verschillende gezichtspunten. Samenvattend concludeert zij dat MVH een beschrijving geeft van ‘een dagelijkse en psychologische hel’; in de KL treffen we een ‘parodiërende herschrijving van de apocalyptische hellevaart’ aan, terwijl KT als ’een travestie van de Orphische hellevaart’ kan worden gelezen.
WvW, 5 maart 2014