Grote schrijvers, dat zijn wel te verstaan Nobelprijswinnaars voor literatuur, pieken rond het 0,57 deel van hun leven. Dit heeft een Rotterdamse hoogleraar econometrie onderzocht op basis van analyse van de juryrapporten. Voor de Nobelprijslaureaten betekent dit dat hun literaire piek rond het 44e levensjaar ligt. Als dit onderzoek van de professor hout snijdt, dan biedt het achteraf een mogelijke verklaring waarom Simon Vestdijk de prijs is ontgaan. Uitgaande van 44 jaar, de gemiddelde ‘0,57ste leeftijd’ van de Nobelprijswinnaars, zat Vestdijk in een schrijversdip. Hij was namelijk in zijn 44e en 45e levensjaar deels in Duitse handen. Zeker is dat Vestdijk in die periode –ook kort na zijn vrijlating- meer dichter dan schrijver was. Zo schreef hij op 29 oktober 1943 aan Willem Pijper: ‘Mijn laatste roman ligt al weer 2 jaar terug; in Gestel kon ik, zonderling genoeg, dit vak niet bedrijven. God weet, ben ik ’t verleerd!’ Bedenk daarbij dat Vestdijks dichtwerk in het buitenland onbekend, want onvertaald was.
Volgens de nauwkeuriger berekening moet de piek van Vestdijks literaire kunst liggen bij 41 jaar want hij is 72 jaar geworden (0.57×72). Wat schreef Vestdijk toen hij 41 jaar oud was? Als dichter Klimmende legenden en Water in zicht (mooie werken, daar niet van); als romanschrijver De zwarte ruiter en Rumeiland. Naar onze maatstaven geen ‘kroonjuwelen’ in zijn roman-oeuvre, maar natuurlijk wel boeken voor de Vestdijkliefhebbers.
Wilbert van Walstijn, 17 maart 2014