Vrijdag 29 november oreerde ter gelegenheid van de aanvaarding van haar hoogleraarschap aan de OU te Maastricht Brigitte Adraensen over Het recht op twijfel. In haar rede spreekt zij behalve over geweld ook over de positie van ironie in de literatuur in deze eeuw. Die is sinds 9/11, de dag met de vreselijke vernietiging van de Twin Towers, in ongenade gevallen. Amerikaanse schrijvers gaven te kennen ‘ironie-moe’ te zijn. Met ironie ergens over spreken wordt gezien als ‘een wegvluchten in de ambiguïteit van de eigen gespleten tong.’ Het is tijd om kleur te bekennen. Dit debat bereikte ook Nederland, o.a. via Joost de Vries. Recent sprak Pfeiffer over ‘Ondraaglijke lichtheid’, een pamflet tegen de ironie. Kennelijk staat ironie tegenwoordig tegenover de ernst.
Adriaensen ziet hierin een probleem. Het gaat er aan voorbij dat ironie altijd verbonden is met het recht op twijfel. Ironie is wel degelijk een kritisch instrument om de waarheid te bevragen en een vorm van betrokkenheid. Ironie kan een manier zijn van verzet en daardoor ook verbondenheid teweegbrengen.
WvW, 6 december 2019