‘Een groter woordkunstenaar dan Bouazza bestaat niet in de tegenwoordige Nederlandse literatuur’. Dit noteert Jeroen Vullings in zijn bespreking van Hafid Bouazza’s Meriswin. Maar zijn taalgebruik is op de grens van ‘een prozagedicht’. Het is een eindpunt: ‘verder dan dit kan niet, want die weg loopt dood. Daar huist onleesbaarheid’. Volgens Vullings gaat het om ‘proza getooid met een sluier, om het mysterie te vergroten, om de dubbelzinnigheid te bewaren’. Talrijk zijn de woorden die ongekend zijn. ‘Hoe vaak komt het voor dat je in een nieuwe roman woorden tegenkomt die je niet kent? Zelden. Bij de romans van Vestdijk gebeurde dat mij nog weleens. Vaak waren dat uit het Grieks afkomstige termen, uit de medische sfeer. Bouazza maakt het kennelijk nog bonter, want het is ‘een straffe les in ootmoedigheid’.
WvW, 16 mei 2014