Gerard Bes is geboeid door de blijvende behoefte aan nieuwe vertalingen van de klassiekers. Dat ligt niet alleen aan dat er slechte vertalingen verschijnen die de noodzaak van verbetering oproepen, maar ook aan het feit dat de taal verandert. De oorzaak hiervan ligt bij ‘de goegemeente van taalgebruikers, meestal lageropgeleiden en jongeren, ‘die doodgemoedereerd steeds meer haar eigen gang gaat. Dag wordt doei, zij wordt hun, woei wordt waaide, beseffen wordt zich beseffen, erop terugkomen verdringt ervan terugkomen en zo voort en zo verder.’
Uiteraard heeft dit ook zijn gevolgen voor ‘onze vooroorlogse romans (die) een taaleigen hebben dat nogal afwijkt van het taaleigen van nu. Dat scholieren liever Grunberg dan Vestdijk op hun leeslijst zetten ligt niet aan een verschil in kwaliteit, maar aan een zekere gedateerdheid van Vestdijks taal. Dat zit hem, behalve in een iets andere spelling, zinslengte en woordkeus, in vaak subtiele details. Bij iemand als Couperus, wonderlijk genoeg nog niet compleet afgedaan, zijn het niet alleen details meer. Max Havelaar is hertaald, maar dat stuitte bij de puristen op weerstand. Hertalen houden zij voor populariseren en zou de ziel van een tekst aantasten (…).’
Bron: Gerard Bes in 8Weekly 22 okt. 2013
WvW, 18 november 2013