De 19de aflevering van De Utrechtse Boekhouder(2018/1) bevat dagboeknotities van Barend Rijdes (1910-1975) van zijn bezoek aan schrijvers. Op 13 april 1960 bezocht deze fotograferende Haarlemse schrijver-dichter Utrecht om de schrijvers Jan Engelman, Clare Lennart, J.H. Ritter Jr., Jan Meulenbelt, Ina Boudier-Bakker, Jaap Romijn en Simon Vestdijk op de foto te zetten. In zijn dagboek deed hij verslag van deze dag, waarbij ook zijn vrouw aanwezig was.
De toer eindigde bij Vestdijk, wiens huis in Doorn ‘moeilijk te vinden was’. Ans Koster doet open, ‘die direct een aardige toon weet te scheppen, en intussen komt Vestdijk de trap af om zijn gasten te begroeten. Het hele bezoek heeft het karakter gedragen van een visite aan een doodgewone mijnheer’, want Rijdes verwachtte ‘ dat de grote man ons de inbreuk op zijn werkschema toch min of meer euvel zou duiden.’
Na de thee maakte Rijdes opnamen en vroeg daarna of hij Vestdijk ook achter zijn werktafel mocht kieken. Vestdijk wees hem op ‘een merkwaardig gebergte dat hij in de brede vensterbank van het ene raam gebouwd had, geformeerd uit gewone keitjes die hij opraapte tijdens de wandeling. Er was een heel bijzonder landschap uit ontstaan, een gebergte inderdaad met ergens in een hol verdoken een klein, op de rug gezien, naakt meisjespoppetje, op een hoge piek, een afzonderlijk puntige kei in het midden, een bronzen mannetje, enzovoort.’
Vestdijk herinnerde zich dat Rijdes classicus was, en eerder een brief van hem had ontvangen in verband met een opmerking van een leerling, die beweerde dat ‘Vestdijk een nogal hatelijke kritiek op mij had geschreven.’ Vestdijk: ‘Ik heb in heel ander verband uw naam eens aangehaald, en was het toen helemaal met u eens.’ Na de fotosessie is het echtpaar niet lang meer gebleven: ‘Nog een kopje thee en weg. Ik heb hem gezegd dat hij in Overveen welkom is (en heb ergens de indruk, dat hij nog eens bij ons op bezoek komt)’.
WvW, 5 februari 2018