In Het Parool van 31 mei staat een beschouwing over de nieuwe roman (Tandenjager) van Auke Hulst door Maarten Moll. Deze schrijft er onder andere het volgende over.
‘Tandenjager gaat ook over tanden, meer dan we aanvankelijk denken. Er zijn niet veel romans die over tanden gaan. Eigenlijk ken ik alleen Ivoren wachters, van Simon Vestdijk, uit 1951. Over de 19-jarige scholier Philip Corvage die een zeer slecht gebit heeft, dat hij verder verruïneert door er okkernoten mee te kraken, waardoor er stukken van zijn gebit afbrokkelen. Op pagina 51 van Tandenjager kauwt Vos Jacobsz, een van de protagonisten, op een kastanje, waarbij een stuk kies afbreekt. Een ode aan Vestdijk?’
Een week eerder, op 24 mei in de Volkskrant, werd Vestdijk ook al vermeld, zij het op iets minder spectaculaire wijze, in een recensie door Onno Blom (De blote kont der kunst te kussen) over het boek Breken is bouwen – Vijfenzeventig jaar Vijftigers van Graa Boomsma. Dit artikel eindigt met een citaat uit het werk van Vijftiger Remco Campert:
In Te hard geschreeuwd? dichtte Campert, precies vijfenzeventig jaar geleden: ‘Nu Roland Holst oud geworden is / en vierregelrijmen wisselt met Vestdijk, / weggelopen demonen tracht terug te roepen, / en men Voeten een belangrijk dichter vindt, / wordt het tijd dat wij iets laten horen, / een stem dwars door puinstof heen.’
(Hierin wordt uiteraard verwezen naar de dichtbundel Swordplay * Wordplay uit 1950 van Simon Vestdijk samen met Adriaan Roland Holst).
Kees Blankendaal, 1 juni 2025