Terwijl in de media de clichés over ‘de grote drie’ of eigenlijk ‘de grote vier’ weer uit de oude doos worden gehaald bij het overlijden van Hella Haasse, schrijfster van een groots oeuvre, denk ik aan de talrijke knappe essays die Hella Haasse schreef over Vestdijk. Zij heeft zich steeds een bewonderaar van zijn werk getoond, maar vooral ook een groot kenner daarvan. Zij wist vele werken van Vestdijk diepgaand te doorgronden en de diepere lagen daarin te verhelderen. Dat geldt in het bijzonder voor De koperen tuin waarover zij schreef in het essay Tuinbeelden en bij het overlijden van Vestdijk zelf ook in Een koninkrijk voor een lied. In het laatst genoemde essay schreef zij over het vrouwbeeld van Vestdijk dat in Trix Cuperus alle aspecten in zich verenigde. Hella Haasse duidde deze aspecten voor het gemak aan ‘als Dame, Deerne, Dienster, en Dochter’. Ik denk dat Vestdijk -evenals zovelen dat zullen doen- in Hella Haasse naast een eminent schrijfster, ook een innemende Dame zal hebben gezien. Dit ondanks de kritiek die Vestdijk had op haar Het woud der verwachting, en waarvan zij hem postuum op empirische gronden van repliek heeft gediend: het boek had in 1996 zijn achttiende druk gehaald en was sinds 1989 ook in zeven andere landen in vertaling verschenen. Niettemin viel zij Vestdijk niet af; ook niet ‘in haar vierde levensfase’. Arjan Peters tekent uit de mond van Haasse op: ‘Bij Wolkers en Vestdijk vond ik ook zeer boeiende structuren en thema’s.’ (De handboog der verbeelding, 2007).
Hella S. Haasse ‘was gewoon zichzelf’ en wilde daarom terecht niet ingedeeld worden noch bij ‘de grote drie’, noch bij ‘de grote vier’. Zij bestaat in haar eigen kunst waarin zij groot is.
Wilbert van Walstijn, 1 oktober 2011