Eind november verscheen de nieuwste aflevering van het in 1997 gestarte project van de geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Initiatiefnemer is de Taalunie. Het deel Bloed en rozen bestrijkt de periode 1900 -1945 en is geschreven door Jacqueline Bel, hoofddocente Moderne Letterkunde aan de Vrije Universiteit. Op 28 november was zij te gast in het programma De Taalstaat, waarin zij achtereenvolgens een aantal fraaie fragmenten voorlas van Couperus, Van de Woestijne, en Ter Braak. Presentator Frits Spits vroeg haar of schrijvers van na de oorlog door schrijvers van voor de oorlog waren beïnvloed. Bel dacht van wel en verwees naar de overeenkomstige somberheid tussen de hoofdpersoon in De avonden van Gerard Reve en Johan Roodenhuis, de hoofdpersoon in Vestdijks Else Böhler. Hoe zouden de beide auteurs, die later als kemphanen waren, dit hebben hebben gevonden?
WvW, 30 november 2015