Na Kunst van het schrijven heeft Kees ’t Hart een nieuwe essaybundel uitgebracht. Hierin probeert de auteur Het gelukkige schrijven (Querido) in het vizier te krijgen niettegenstaande zijn overtuiging dat literatuur de meest gekunstelde kunstvorm die er is. Dit stevig uitgangspunt stuurt zijn zoektocht: ‘alles in literatuur is nep, constructie, leugen, illusie, veredelde roddelpraat en wartaal.’ Maar soms bereiken schrijvers ‘de hoogste trap van schrijven’, voor Kees ’t Hart is daar ‘het gelukkige schrijven’. Dan klopt alles. Wie heeft het weten te bereiken? Na lezing van deze bundel weet de lezer goed wie en wat Kees ’t Hart in zijn armen heeft gesloten.
Vestdijk heeft kennelijk een gelukkige hand van schrijven, want scoort goed met bewondering voor Anton Wachter-reeks als geheel (narcistisch, maar met zelfkritiek). In het genre leerlingromans bereiken De Ziener en Ivoren Wachters het hoogste stadium van literaire kunst; evenals Vestdijks essaybundel Essays in duodecimo. Het genre leerlingromans boeit ’t Hart zeer. Hier vindt hij Ivoren Wachters ‘de beste in Nederland’. Het ‘overstijgt alle lerarencliché’s’ en focust helemaal op de leerling. In het essay, ‘De pispaal en diens leerlingen’, wordt deze roman van Vestdijk vergeleken met Goethes De tovenaarsleerling: beide geschreven vanuit hetzelfde model, met een focus op de leerling, die zich boven iedereen, medeleerlingen en leraar meent te kunnen verheffen en daarmee de orde verstoord. Met dit verschil: bij Vestdijk wordt de orde niet meer hersteld.
WvW, 11 december 2015