Hoogleraar sociale geschiedenis van de Universiteit Leiden Wim Willems doet als historisch biograaf ‘enige bekentenissen’ in zijn boek Van wie is de geschiedenis? Het motto van deze bekentenissen is dat ‘kennis mag verouderen, een gloedvol verhaal klinkt nog heel lang na’. Daarom is hij er verheugd over dat biografen weer verhalen mogen vertellen. Al op de eerste pagina van zijn boek beschrijft Willems het belang van zijn kennismaking met literatuur. Zoals zijn kennismaking ‘met de taaltovenaar uit Doorn: Simon Vestdijk’. Voor Willems ‘waren zijn Anton Wachter-romans een openbaring’. Na lezing ervan ‘reisde ik spoorslags af naar Harlingen’.
Toch worstelt Willems met het gesproken en geschreven woord: hoe betrouwbaar zijn ze? Hoezeer is de biograaf ook afhankelijk van pleitbezorgers en bloedverwanten? Zo gaat hij in hoofdstuk 3 van zijn boek in op de ‘Weerstanden bij de weduwe’. Willems haalt als voorbeeld Maarten ’t Hart erbij die een inkijkje heeft gegeven in waarom hij geen biograaf van Vestdijk is geworden: het had te maken met de weerstanden die Maarten bevroedde bij de weduwe. Het is de vraag of Willems zich hier er wel voldoende van heeft vergewist in hoeverre het verhaal van Maarten ’t Hart opgenomen in Dienstreizen van een thuisblijver op feit dan wel op fictie berust.
WvW, 10 april 2013