De neurowetenschap maakt goede vorderingen. In Sir Edmund, de bijlage over wetenschap, literatuur & andere hoofdzaken van De Volkskrant (28.01.’18) komen twee onderzoekers aan het woord over het verschil tussen afantasten en hyperfantasten. De laatsten zijn beelddenkers, terwijl de afantast juist geen beelden krijgt, noch rapporteert. Als Zijlmans, psycholoog en promotieonderzoeker bij VUmc gevraagd wordt de ogen te sluiten en te denken aan een strand ziet hij niets. Uit onderzoek blijkt dat circa 2% van de bevolking evenals Zijlmans niet in staat is beelden op te roepen van een strand met zand, zon en zee. Neurowetenschapper Dijkstra van het Donders Instituut Nijmegen weet te melden dat het erop lijkt ‘dat bij mensen die slecht visualiseren het brein wat harder werkt…’.
Het doet denken aan het laatste interview dat Nol Gregoor had met Simon Vestdijk. (Maatstaf 4/5, in memoriam S. Vestdijk 1898-1971). Mieke Vestdijk zegt ‘het zo eigenaardig te vinden dat Simon geen verbeeldingskracht heeft. Het klink gek, maar hij kan geen beelden zien, hij ziet… hij is niet visueel. En ik heb dus het idee dat hij daarom veel beschrijven moet…’ . Vestdijk beaamt dit: ‘… inderdaad, met mijn innerlijk oog kan ik mij niets voorstellen hè? Het gezicht van Mieke kan ik me niet voorstellen. Het gezicht van mijn ouders kan ik me niet voorstellen, ga zo maar door. Waarschijnlijk omdat ik uitsluitend auditief ben.’ Vestdijk meent dat sommige kunstenaars ‘scheppen uit een overvloed, anderen uit een gemis’. Hijzelf is een voorbeeld van een schepper uit een gemis, die ‘de werkelijkheid moet maskeren of overcompenseren’.
Ligt hier een oorzaak voor de behoefte aan detaillering in beschrijvingen, zo duidelijk aanwezig in de stijl van Vestdijks schrijven? Misschien zelfs voor zijn ‘cerebraliteit’ die sommige critici beschrijven?
WvW, 28 januari 2018