Columnist Rob Schouten verstaat de kunst bijzondere herinneringen te verbinden met de actualiteit. Na het ontslag van Daniele Gatti bij het Concertgebouworkest bezocht columnist Schouten het eerste concert waar de Italiaan vervangen moest worden, terwijl zijn naam nog op het toegangskaartje stond. Het werd Manfred Honeck, een Oostenrijker, die de derde symfonie van Bruckner, eveneens een Oostenrijker, dirigeerde. Dat kon niet erg fout gaan, schrijft Schouten (Trouw, 4.09). Maar in zijn geheugen zit een uitspraak van Vestdijk over die Bruckner: ‘een dorpsleukje met een gezicht van pijnbomenhout’. De uitspraak is ‘tegen zijn zin’ blijven hangen. Ook Vestdijks roman Het glinsterend pantser keert terug in zijn geheugen. Dat boek liet Schouten gedurende Bruckner III niet meer los, want de dirigent in die roman, Victor Slingeland heeft ook met ‘een #Me Too-gevalletje’ te maken. Het maakte indruk op Schouten want ‘Het glinsterend pantser was de eerste hogere literatuur die ik las na een jeugd vol Kuifje en Biggles’.
Bruckner, zo herinnert Schouten zich tijdens de uitvoering, had zelf ook met ‘een affaire’ te maken: ‘De goede man, notoir vrijgezel, zou ooit een leerlinge met “lieve schat” hebben aangesproken. O tempora, o mores! Er is niets nieuws onder de zon.
WvW, 10 september 2018