De knipoog-afbeelding van Paul Dentz als blikvanger voor onze bijeenkomst (2 november) veronderstelt raakvlakken tussen Simon Vestdijk en Rembrandt. Beeldende kunst speelt sowieso bij Vestdijk een belangrijke rol in gedichten, verhalen, romans en essays. Opmerkelijk: Rembrandt ontbreekt in géén van die genres. Beide kunstenaars brachten een groot oeuvre tot stand, beide hebben in hun werk veel aandacht voor zichzelf, Rembrandt in zelfportretten, Vestdijk in zijn autobiografische Anton Wachterreeks, en naar eigen zeggen ook in alle ik-personages.
Voor Vestdijk geldt de eenheid van de kunsten. Dat verklaart waarom in zijn werk beeldende – maar ook toonkunst- diep zijn doorgedrongen. Kunstenaars beziet hij als getuigende voyeurs. Vestdijk schreef ruim honderd ‘beeldgedichten’, gedichten naar een schilderij, tekening, ets, sculptuur of foto. De dichtbundel Rembrandt en de engelen is hiervan een fraai voorbeeld. De ontstaansgeschiedenis van de bundel en de eigenaardigheden ervan werden door oud-directeur van het Literatuurmuseum –en zelf dichter- Anton Korteweg op de voet gevolgd. De gedichten ‘Lezende Titus’, ‘Saul en David’ en ‘Zelfportret’ dat in het Wallraf Museum in Keulen hangt boeiden hem het meest.
Vestdijk schreef drie essays die geheel aan Rembrandt zijn gewijd. Het eerste over het schilderij ‘De Poolse ruiter’ dateert uit 1946. In 1956 volgden twee andere essays. Eén kort essay over ‘Rembrandt als tekenaar’ werd besproken door Leonore van Sloten, werkzaam als conservator in het Rembrandthuis. Het bezit een ruime collectie tekeningen en etsen. Zij besprak het essay lovend. Vestdijk neemt het niet alleen op voor de tekenaar, maar ook voor de onderbelichte etser. Vestdijk vindt Rembrandts tekeningen ‘spontaner’, maar de etsen ‘monumentaler’. Van Sloten kon dit oordeel wel waarderen.
Dit Rembrandtjaar ter herdenking van de 350ste sterfdag van de meester opende in het Rembrandthuis met een tentoonstelling over Rembrandt’s Social Network. Epco Runia, hoofd collectie van het Rembrandthuis, deed hiervoor onderzoek naar Rembrandts sociale netwerk. De rebelse schilder blijkt veel, heel veel mensen uit zijn sociaal netwerk te hebben geschilderd, ook familieleden die toen ‘bloedvrienden’ werden genoemd. In een opstel over ‘Rembrandt en zijn mensen’ telt Vestdijk het aantal ‘koppen’ dat op drie groepsportretten voorkomen, De Nachtwacht, De anatomische les en De Staalmeesters (31+9+6). Genoeg voor Vestdijk om te concluderen dat Rembrandt een ‘mensenschilder’ is. Runia vindt het een verrassende invalshoek. Maar toch mondde zijn voordracht uit in een botsing tussen de literator en de kunsthistoricus. Vestdijk vindt hij een goed observator, met verrassende invalshoeken maar zijn subjectieve waardeoordelen (gezichten als wassen beelden) zijn voor hem als de kunsthistoricus niet te volgen.
In de eerstvolgende Vestdijkkroniek volgt meer over de voordrachten van de inleiders.
WvW, 5 november 2019