Harold van Dijk (1963) afficheert zich als ‘onafhankelijk onderzoeker’. Zijn achtergrond is de algemene literatuurwetenschap, afgerond met een promotie over het vrouwbeeld in Nederlands naturalistisch en realistisch proza. Ik ken hem niet, weet niet of hij al eerder over Vestdijk schreef. Zeker is dat hij zich grondig in hem heeft verdiept als levensfilosoof. Onverwacht is dit niet, alleen al om het feit dat Vestdijk behalve schrijver ook filosoof wilde zijn. Vanheste besprak in Denkende romans vormen van idealisme in het werk van Vestdijk als ‘praktisch filosoof’. In zevenentwintig pagina’s onderzoekt Van Dijk levensfilosofische sporen in Vestdijks essayistisch werk, die overeenstemmen met noties die door Friedrich Nietzsche en Henri Bergson in het begin van de twintigste eeuw naar voren zijn gebracht. Kernnotie daaruit is dat het rationalisme niet de enige bedding van het denken is, en zeker niet het totale leven vertegenwoordigt. In dit verband verwijst Van Dijk naar Vestdijks Het eeuwige telaat, waarin het denken onder controle wordt geplaatst ‘van de mens als totaliteit, met zijn levende, organische structuur, die als zodanig dit denken verre te boven gaat.’ Van Dijk ziet Vestdijk als een ‘grensganger’ tussen filosofie, psychologie en cultuurtheorie.
Van Dijk gaat op zoek naar de levensfilosofische preoccupaties van Vestdijk, om vervolgens de doorwerking en verwerking daarvan bij de schrijver te onderzoeken. Naast Nietzsche en Bergson blijkt ook Valéry een belangrijke bron voor Vestdijk te zijn. Nietzsches optimistisch ‘scheppend nihilisme’, de plaats- en tijdgebondenheid van kennis en de invloed van levensomstandigheden zijn noties die ook bij Vestdijk terugkeren. Van Bergson neemt hij het ‘élan vital’ als een scheppend, maar niet per se doelgericht levensprincipe over; een vitale kracht niet voortkomend uit een bestaansstrijd, zoals bij Darwin. Beide noties keren zich tegen ‘verstarring van het leven’, en zijn gericht op het belang van ‘duur’ (Bergson: ‘durée) in het menselijk leven als ‘een stroom van in elkaar overgaande stadia’. Er is altijd verandering. De mens is zich daarvan intuïtief bewust, eveneens een typisch Bergsoniaans concept.
Hoe verwerkt Vestdijk dergelijke filosofische noties in zijn werk? Die blijken uit zijn wijze van problematiseren en zijn literatuuropvattingen. Kernpunten van de levensfilosofische agenda keren terug in essayistisch werk, zoals een afkeer van metafysica, een voorkeur voor vitalisme en intentionaliteit. Ook zoekt hij aansluiting bij Paul Valéry, voor Vestdijk de ‘meester der antithesen’. Volgens Vestdijk hanteert Valéry de ‘eenheidsmethode’: een verwerping van elk ‘specialisme’, want ‘denken, cijferen, filosoferen, dichten, dromen zijn als menselijke functies met elkaar verbonden’. De eenheidsmethode doet recht aan het beginsel van interdisciplinariteit en aan de in ere herstelde intuïtie. Vooral in essays uit de jaren dertig spreekt een groot engagement van Vestdijk met genoemde levensfilosofen. Steeds benadrukt hij dat subjectiviteit en vorm een centraal duo vormen. In gedichten en in romans moet de vorm gevonden worden die het vitale, jeugdige élan van de geest opvangt. Dan representeren zij de fluïde levensrealiteit. Speciale aandacht besteedt Van Dijk aan De toekomst der religie. In het westen leidde het religieus verlangen tot projectie van religieuze ideaalbeelden in een verstarrend metafysisch Godsbeeld, uitgewerkt in moraal en dogmatiek. Vestdijk heeft voorkeur voor een mystieke weg dat een pendant vormt van de ‘eenheidsmethode’.
Een boeiend vertoog over denkbeelden van de (jonge) essayist Vestdijk waarvan te hopen is dat de auteur over ditzelfde onderwerp in een vervolg nog eens te spreken komt over hoe zijn levensfilosofische denkbeelden in zijn romans gerepresenteerd worden. Zoals gezegd ging Vanheste hem hierin voor wat de twee vormen van filosofisch idealisme bij Schopenhauer en Nietzsche betreft, gevat in de noties vluchten of vechten. Dergelijk onderzoek is niet zonder belang, want het toont waarom Vestdijk zeker in aanvang een levensbeschouwelijk schrijver genoemd mag worden.
Wilbert van Walstijn, 27 juli 2021
Harold van Dijk, Simon Vestdijk en de levensfilosofie in De moderne tijd, 2021, jrg. 5 no.1, 60-87