In NRC Handelsblad van 4 augustus schreef Jan Huijnink over de volgende coïncidentie onder het kopje Eerbetoon: ‘Zomer aan de Lek. Onder een blauwe hemel vaart veerpont Stad Schoonhoven zwaarbeladen heen en weer. Op deze druk bevaren vrachtverkeersroute geen sinecure. Aan de oever in het gras gezeten herlees ik Vestdijks Meneer Visser’s hellevaart , de tweede roman waarin Vestdijk putte uit zijn Harlingse jeugdherinneringen. Een ver verwijderde werkelijkheid maar even werkelijk als de bedrijvigheid op de rivier. In de rij van vrachtvaarders nadert nu een enorm lange boot uit de richting Rotterdam. Zeker twintig grote Maersk-containers vormen achter elkaar een grijze wand. Het schip voert geen natievlag. Het heet Lahringen.’WH, 5 augustus 2012
Sterk beeld van de 175 jarige Nijgh
In 2012 bestaat uitgeverij Nijgh en Van Ditmar 175 jaar. De geschiedenis ervan is door C.J. Aarts en M.C. van Etten in een boek van 512 pagina’s vastgelegd, ingedeeld in tien periodes. Het boek bevat honderden plaatjes van bekende en onbekende boekomslagen, prachtig gereproduceerd. Ze worden verlevendigd met citaten uit brieven, interviews of recensies en er wordt informatie gegeven over ontwerpers, formaten en prijzen.
Voor de Vestdijkliefhebber is vooral hoofdstuk 4, Démasqué der schoonheid interessant. Het behandelt de periode 1931-1940, de periode van de Forum-generatie en de Nieuwe Zakelijkheid. Nijgh was immers de uitgever van het tijdschrift Forum. Er is veel te genieten in dit boek, met name visueel. De prachtige bandontwerpen uit de jaren 30, de smaakvolle paperbacks uit de jaren zeventig en tachtig, niet iedere lezer zal ze kennen. In VK 121 volgt een uitvoeriger bespreking.
C.J. Aarts en M.C. van Etten, 175 Jaar Nijgh en Van Ditmar, Nimmer Dralend 1837-2012, Amsterdam 2012, ISBN 978 90 388 9480 5.
Prijs euro 45,-.
Website Nijgh en van Ditmar
FH/WvW, 28 juli 2012
Lichaamsproza en verbeelding gaan niet gelijk op
De Groene Amsterdammer (19/26 juli) gaat over het lichaam. Aan de orde komen onder meer het schoonheidsideaal, het bovenmenselijke van de sporter en het dode lichaam. Bij dit alles voegt zich Kees ’t Hart die in het artikel over ‘de vlezige lippen van Emma Bovary’ tot de conclusie komt dat hoe nauwkeurig het lichaamsproza van een schrijver ook is , de lezer creëert toch zijn eigen beeld van het beschreven personage. Toen Kees ’t Hart Emma Bovary googlede kreeg hij een ‘adembenemende hoeveelheid plaatjes te zien, maar nooit was daar ‘zijn’ Emma bij.
Romanschrijvers, zo beweert ’t Hart, werken bij persoonsbeschrijvingen vrijwel altijd met voorbeelden uit hun omgeving. Dat deed Flaubert, maar ook Vestdijk is hier een goed voorbeeld van. De Anton Wachter-cyclus staat er bol van met Ina Damman als het grote voorbeeld. Volgens Vestdijk versterkte het de geloofwaardigheid en bood het een kans de blik van de verteller in beeld te brengen. Ook in andere romans volgt Vestdijk dit procedé. Kees ’t Hart gaat uitvoeriger in op het voorbeeld van Adri Dupré in Het glinsterend pantser. Hiervoor stond Mieke van der Hoeven model, zijn latere vrouw. In een ‘schitterende tekst’ combineert Vestdijk zijn ‘verwarring’ over haar verschijning met ‘lelijkheid’.
WvW, 23 juli 2012
Reactie Rijnders op het overlijden van Komrij
Gerardjan Rijnders, regisseur van Hamlet in de vertaling van Komrij, reageerde in de NRC op het overlijden van Gerrit Komrij: ‘Ik heb zijn vertalingen altijd gewaardeerd. Ik herinner me het woord “warrelklomp”. Schitterend. Ik dacht dat het een nieuw woord was, maar het staat in Vestdijk. Zo werkte hij.’ WH, 17 juli 2012