De leermeesters van Doeschka Meijsing

doeschka-meijsing-dagboek
Voor de presentatie van het eerste deel van de dagboeken van Doeschka Meijsing (1947-2012) was het zaaltje aan SPUI25 eigenlijk te klein. Hopelijk een voorbode van veel aandacht voor deze talentvolle schrijfster, behorend tot de Revisor-generatie, waartoe ook de getalenteerde Kellendonk behoorde. Reeds op 14-jarige leeftijd begint zij een dagboek bij te houden waarvan nu uit de periode 1961-1987 een selectie is bezorgd in Privé-domein onder de titel En liefde in mindere mate. Het eerste exemplaar werd overhandigd aan Xandra Schutte, hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer en –belangrijker- Doeschka’s ex-partner en erfgenaam. Zij sprak in warme, moedige, eerlijke en fraaie volzinnen over Doeschka Meijsing. Bezorger Ben Peperkamp wees op de grote gedrevenheid van de schrijfster die ‘tot de besten wilde behoren’. Het schrijven kwam op de eerste plaats, en de liefde … moest dan maar in mindere mate. Zij bleef  opvallend trouw aan haar grote voorbeelden uit de wereldliteratuur. Peperkamp noemde Proust, Nabokov, Borges en hier in Nederland: Vestdijk. Vooraf aan de bijeenkomst bladerend door de dikke pil, waarvan de helft uit noten bestaat onder andere van broer Geerten, viel mijn oog al gauw op Vestdijk. Op 25 november 1974 leest zij Iersche nachten; een maand later is zij kennelijk ondergedoken in de Victor Slingeland-trilogie en noteert in haar dagboek: ‘Vestdijk is mijn grote leermeester. Zijn Victor Slingelandsymfonie is een leerboek: alles over schrijvers, dirigenten, vriendschappen en vrouwen. Als je nooit Vestdijk gelezen hebt en je begint hieraan, dan zul je Vestdijk nooit meer aanpakken. Maar om de trilogie als sluitstuk van zijn oeuvre te lezen is openbarend en bevestigend tegelijk.’ Smaakt dat niet naar meer?

WvW, 16 april 2016

Terug omhoog

Simon Vestdijk en de Oudheid

1952-de-verminkte-apollo

Toen Simon Vestdijk (1898-1971) overleed, gold hij als de belangrijkste Nederlandstalige schrijver van de 20ste eeuw. Die roem is snel teloorgegaan. Dat is ten onrechte.
In zijn voordracht zal Flip Hammann aan de hand van veel plaatjes de “vergeten” Vestdijk aan de vergetelheid proberen te onttrekken. Daarbij komen twee paradoxen aan bod die in het omvangrijke oeuvre van Vestdijk opvallend aanwezig zijn. De eerste is dat de verklaarde atheïst Vestdijk heel veel heeft geschreven over religie en de tweede is dat de niet-gymnasiast veel heeft geschreven over de Oudheid. In een van zijn klassieke romans, De verminkte Apollo, raken beide paradoxen elkaar. Aan die roman zal aandacht worden geschonken, maar ook een meeslepende roman als De nadagen van Pilatus, de Griekse sonnetten en enkele essays komen aan bod.

Spreker: Drs. Flip Hammann, docent Nederlands aan het Mendelcollege te Haarlem. Hij is onder meer redacteur van het tijdschrift Vestdijkkroniek.

Donderdag 21 april, aanvang 20.00 uur.  Adres: Kennemerlyceum, Adriaan Stoopplein 2, Haarlem.

Toegang is gratis.

FH, 11 april 2016

Terug omhoog

Een waardig afscheid van het christendom

scanqq20001

Huub Mous heeft Vestdijks De toekomst der religie (1947) herlezen.  In zijn blog van 2 april onder de titel ‘Vestdijk & het probleem van de theodicee’ bekent hij dit ‘het boek van de vorige eeuw ‘ te vinden. Mous: ‘Vestdijk schreef TdR als een pleidooi voor een waardig afscheid van het christendom’. Het is een ‘genadig’ boek en hij vindt hiervoor steun in een citaat uit een brief van Vestdijk aan ds. Henkels (15.03.’43). Hierin vraagt hij hem een boek van Ter Braak terug te sturen. Hij wil hierin iets naslaan over het christendom, dat hij ‘genadiger’ hoopt te behandelen dan Ter Braak heeft gedaan. Het christendom heeft ook grote verdiensten gehad; het behoedde de mens voor hoogmoed, in Vestdijks woorden: ‘hij mag ‘niet zelf God, of zelf de Eeuwige Mensch worden ’. Kortom het christendom behoedde de mens voor hoogmoed. Daarbij verwijst Vestdijk instemmend naar Voltaires uitspraak uit Candide : ‘Il faut cultiver son jardin’. Want het kwaad is er altijd en overal.  Dit existentiële probleem is in essentie te vinden in het verhaal Job. Ook als God uit de wereld is verdwenen dan is daarmee het kwaad niet overwonnen. De rechtvaardiging van het kwaad is er niet mee gevonden. Mous gaat te rade bij Safranski. Deze filosoof speelt in zijn boek Het kwaad de vraag door naar de kunst: hoe is kunst mogelijk met al het kwaad in de wereld?  Vestdijk gaf de kunst na een substituut te kunnen bieden voor religie; is het niet in schoonheid, dan misschien in troost. Maar volgens Mous is dat allerminst veilig gesteld.

WvW, 2 april 2016

Terug omhoog

God, Vestdijk & de oorlog

img0430

In een nieuwe blog-aflevering (16/03) over Vestdijk komt Huub Mous opnieuw te spreken over Vestdijks visie op religie. Het is hem met name te doen om zijn zienswijze zoals verwoord in De toekomst der religie, waarin hij o.a. concludeert: ‘Dit neemt niet weg, dat er in het wezen van deze – en van iedere – metaphysisch projecteerende religie iets schuilen moet, dat het anti-religieuze, zeggen wij maar gerust: het duivelsche element niet alleen bestrijdt, maar tevens begunstigt;’  Het maakte bij eerste lezing al ‘een verpletterende indruk’ op Mous, die zich afvroeg  ‘ Is er een vorm van religie mogelijk zonder een hang naar ‘georganiseerd collectief geweld’? Zonder oorlog?

Vestdijk visie op religie is nog altijd actueel. Volgens Mous moet Vestdijks belangstelling voor religie ergens in de jaren dertig ontstaan en kan ze niet los worden gezien van het opkomend nationaalsocialisme. Een eerste teken hiervan is in Schrijvers getuigen tegen oorlog en militarisme met  het gedicht De ballade van het oorlogspaard. Hij moet geworsteld hebben met de vraag ‘Waarom heeft het christendom geen weerstand kunnen bieden tegen de waanzin van Hitler?’

WvW, 30 maart 2016

Terug omhoog

Opgedoken manuscript

In het voorjaar dook bij antiquariaat Hinderickx & Winderickx een manuscript op van het gedicht ‘Voorbijgang’ van Vestdijk aan Joukje Appeldoorn.
Joukje Appeldoorn, eveneens medisch student, stond model voor Anna Heldering in De laatste kans en eerder voor Annie Verdenius in Heden ik, morgen gij. Al gauw meldde zich een koper voor dit nagelaten gedicht, gedateerd  “S.V. 1-12-’23”. Zowel Visser als Hazeu maken melding van dit gedicht. Hans Visser vermeld in een voetnoot (p. 566): “Het gedicht ‘Voorbijgang’ voor J.A. (de opdracht is later doorgehaald) bevindt zich in handschrift in het archief van Nol Gregoor met als datering ‘S.V. 12-12-’23′” . Visser voegt er nog aan toe: ‘Het werd opgenomen in de Nagelaten Gedichten (p.25) in gewijzigde vorm onder de titel. “Lied”‘. Wat valt op? Dat de datering die Hans Visser geeft niet overeenkomt met de datering op het manuscript van H&W. En er zijn nog  andere tekstuele verschillen. Direct al in de eerste versregel is er een verschil: ‘Mijn oog zocht je droomende oogen'(Nagelaten gedichten) en ‘Ik dompelde me in je droomende oogen.’ (versie 1-12-’23). In de tweede strofe eerste regel doet zich ook een afwijkende variant voor: ‘Moedeloos moest ik je heen zien zwerven’ (Nagelaten gedichten), naast ‘Moedeloos moest ik je heen zien sterven’ (versie 1-12-’23)
Waarschijnlijk is dat de versie van 1-12-’23 een vroegere versie is dan het manuscript dat in het bezit was van Nol Gregoor met 12-12-’23 als datum.
WvW, 26 maart 2016
Terug omhoog

Kalender: Actueel

december 2024
M D W D V Z Z
« nov    
 1
2345678
9101112131415
16171819202122
23242526272829
3031  

Categorieën