Serge Rossignol uit België vertaalde en gaf in eigen beheer Vestdijks roman Het genadeschot in het Frans uit.
Leverbaar bij: La bibliothèque.be
(ISBN 978-2-39017-035-8)
HT, 12 februari 2016
Serge Rossignol uit België vertaalde en gaf in eigen beheer Vestdijks roman Het genadeschot in het Frans uit.
Leverbaar bij: La bibliothèque.be
(ISBN 978-2-39017-035-8)
HT, 12 februari 2016
Vijfhonderd jaar na de dood van Jeroen Bosch is er nog altijd weinig bekend over De bezeten visionair. Hij blijft een mysterie, waarover de controverses voortduren. Dat is de opvatting van de in Madrid woonachtige voormalige Spanje-correspondent Henk Boom. Kort voor de opening van de Jeroen Bosch-tentoonstelling ter gelegenheid van zijn vijfhonderdste sterfdag verscheen zijn boek De bezeten visionair. Maar zelfs zijn sterfdag is onbekend; wel de dag waarop hij begraven werd: 9 augustus 1516. Was hij ‘een ziener of alchemist, surrealist of moralist, katholiek of ketter, Nederlander of Vlaming?’ En dan al die verschillende interpretaties van zijn werk! Boom volgt het spoor van vele controverses. In zijn zoektocht stuit Spoor zeven keer op Vestdijk, die een bewonderaar was van Jeroen Bosch. Op pagina 251/252 citeert hij hem. Deze verbaast zich over de vele muziekinstrumenten die soms als ‘martelwerktuig’ waren bedoeld, zoals op het rechterpaneel van Tuin der lusten. ‘Had men soms in die tijd last van muziek?’ Uiteindelijk zag Vestdijk toch een andere verklaring: Bosch had ‘hemel en hel aards gemaakt waardoor de grens tussen beide gebieden onscherper was geworden.’ Ook vroeg Vestdijk zich af of er sprake was van parodie of van kritiek op de veelstemmigheid?
Merkwaardig is dat Boom de schilder in Vestdijks Berichten uit het hiernamaals sprekend lijkt op te voeren (p.271). Onmogelijk, omdat in die roman zielen ouder dan 200 jaar zijn ‘uitgedoofd’. Zo onsterfelijk is het ‘gehalveerde bestaan’ in Vestdijks fantasie nou ook weer niet. Nee, Jeroen Bosch spreekt tot ons via zijn schilderijen die tentoon worden gesteld. Daar moeten we het mee doen!
WvW, 11 februari 2016
In Buitenpost (jan./febr.2016) schrijft René Hesselink over zijn belevenissen in het Utrechtse antiquariaat Hinderickx & Winderickx. Peter Buwalda is op bezoek geweest. De televisie was erbij. Kijkers zien dat een van de boeken die hij uit de kast plukt en aanprijst Negen jeugdverhalen van Simon Vestdijk is. Een boek dat al zo’n tweeënhalf jaar in de winkel op de plank staat. Ongeveer een uur na de uitzending wordt het boek besteld. Hesselink vraagt zich af waarom het nu verkocht is? Is het omdat ‘het door Buwalda is aangeraakt’; wilde de koper het toch al hebben of, derde mogelijkheid, het boek is op de televisie geweest? Een tweede exemplaar van het boek staat nu alleen op de plank. Een goede week later staan twee mannen voor de gesloten winkeldeur. Hesselink is bezig nog wat pakjes verzendklaar te maken, maar laat de mannen toch binnen. Een van hen koopt de andere Negen jeugdverhalen. Hij heeft het ‘op de televisie gezien met Peter Buwalda en dit boek had hij nog niet.’
WvW, 26 januari 2016
Postuum verscheen Nanne Teppers dikste boek: De kunst is mijn slagveld. Maar liefst zevenhonderd pagina’s brieven in de periode 1993-2001 van Tepper zijn verschenen; een periode dus dat Tepper nog een beginnend schrijver was. In 1995 won Nanne Tepper de Anton Wachterprijs voor zijn debuut De eeuwige jachtvelden. Hij werd ontdekt als een veelbelovend talent. Van Vestdijk moest Tepper niet veel hebben, alhoewel…misschien was er toch een soort haat-liefde verhouding tot de oude meester. Zijn tirades keren zich behalve tegen bekende schrijvers –Mulisch, Palmen, Kellendonk- ook tegen Vestdijk. Weliswaar ‘was niet alles wat Vestdijk schreef belatafeld’ (p.113), maar het is niet mis als je over Terug tot Ina Damman schrijft dat ‘de opening wel zo’n beetje het ergste is wat ooit geschreven is’(p. 547). Eerder had hij de roman afgedaan als ‘zoveel onverteerbare kolder’. Uitzondering op zijn afkeuring vormde de Victor Slingerland-trilogie, waarin hij ‘de humor van ventje Vestdijk’ ontdekte (p.169). Het gaat hierbij vooral om een scene die Tepper kernachtig samenvat: ‘Meneer met meisje op de hei. Meneer wil een zoentje kwijt. Meisje zegt: ‘Ach nee meneer, verpest het nou niet’ (p.169). Tepper vindt vooral de laatste zin zo geestig dat hij deze in verschillende brieven herhaald.
Toch valt op dat Tepper Vestdijk blijft lezen, bijvoorbeeld al zijn muziekboeken die hij ‘prikkelend’ vindt, maar in het geval over Mahler dan toch omdat hij er helemaal niet mee eens is. In 1995 wordt Tepper genomineerd voor de Anton Wachterprijs en schrijft dan de veelzeggende zin: ‘Na het schofferen van Vestdijk (hoewel het toch meer een Tepperiaans eerbetoon betrof) kan ik de Anton Wachter prijs ook wel schudden, natuurlijk.’
WvW, 23 januari 2016