Het thema van het Kerst- en Nieuwjaarsnummer van De Groene Amsterdammer is: naastenliefde. In dat kader maakte romanschrijver en recensent Kees ‘t Hart een rondgang langs fundamentalistische weldoeners en andere tot de ondergang gedoemde goedbedoelende personages in de werkelijkheid en in de literatuur. Hij eindigde aldus: Een fraaie variant van het weldoenergenre vind je in De redding van Fré Bolderhey (1948) van Vestdijk, waarin het reddende hoofdpersonage niet in staat is om in te zien dat hijzelf gered moet worden. De lamme redt de blinde. Misschien biedt dit thema in de toekomst uitzicht op vele voortreffelijke weldoenersromans.WH, 22 december 2015
De literaire kunst als een gelukkige hand van schrijven
Na Kunst van het schrijven heeft Kees ’t Hart een nieuwe essaybundel uitgebracht. Hierin probeert de auteur Het gelukkige schrijven (Querido) in het vizier te krijgen niettegenstaande zijn overtuiging dat literatuur de meest gekunstelde kunstvorm die er is. Dit stevig uitgangspunt stuurt zijn zoektocht: ‘alles in literatuur is nep, constructie, leugen, illusie, veredelde roddelpraat en wartaal.’ Maar soms bereiken schrijvers ‘de hoogste trap van schrijven’, voor Kees ’t Hart is daar ‘het gelukkige schrijven’. Dan klopt alles. Wie heeft het weten te bereiken? Na lezing van deze bundel weet de lezer goed wie en wat Kees ’t Hart in zijn armen heeft gesloten.
Vestdijk heeft kennelijk een gelukkige hand van schrijven, want scoort goed met bewondering voor Anton Wachter-reeks als geheel (narcistisch, maar met zelfkritiek). In het genre leerlingromans bereiken De Ziener en Ivoren Wachters het hoogste stadium van literaire kunst; evenals Vestdijks essaybundel Essays in duodecimo. Het genre leerlingromans boeit ’t Hart zeer. Hier vindt hij Ivoren Wachters ‘de beste in Nederland’. Het ‘overstijgt alle lerarencliché’s’ en focust helemaal op de leerling. In het essay, ‘De pispaal en diens leerlingen’, wordt deze roman van Vestdijk vergeleken met Goethes De tovenaarsleerling: beide geschreven vanuit hetzelfde model, met een focus op de leerling, die zich boven iedereen, medeleerlingen en leraar meent te kunnen verheffen en daarmee de orde verstoord. Met dit verschil: bij Vestdijk wordt de orde niet meer hersteld.
WvW, 11 december 2015
Zo vlot spraken ze bij ons thuis niet…
In de nieuwste aflevering van De Utrechtse Boekhouder (5/2015 nr. 3) staat een interview met de schrijver Boudewijn van Houten. Aanleiding vormde diens jongste publicatie Mijn heilstaat, waarin het gaat over Van Houtens studiejaren in Utrecht in de jaren 1958-1961. Hij studeerde er Nederlands. Van Houten kwam van een Nijmeegs gymnasium waar van alles werd gelezen, maar wel ‘een beetje tijdgebonden’: van Aldous Huxley tot Sartre, van Cees Nootenboom tot Vestdijk.
Gelukkig was hij niet in Utrecht. Wel raakte hij er bevriend met de zoon van de schilder Pyke Koch bij wie hij thuis eens Henriëtte van Eyk ontmoette. Toen Vestdijk ter sprake kwam zei Henriëtte: ‘Ik zou met hem gaan trouwen, we hadden al een bed.’ Van Houten: ‘Zo vlot spraken ze bij ons thuis niet…’
WvW, 1 december 2015
Bloed en rozen
Eind november verscheen de nieuwste aflevering van het in 1997 gestarte project van de geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Initiatiefnemer is de Taalunie. Het deel Bloed en rozen bestrijkt de periode 1900 -1945 en is geschreven door Jacqueline Bel, hoofddocente Moderne Letterkunde aan de Vrije Universiteit. Op 28 november was zij te gast in het programma De Taalstaat, waarin zij achtereenvolgens een aantal fraaie fragmenten voorlas van Couperus, Van de Woestijne, en Ter Braak. Presentator Frits Spits vroeg haar of schrijvers van na de oorlog door schrijvers van voor de oorlog waren beïnvloed. Bel dacht van wel en verwees naar de overeenkomstige somberheid tussen de hoofdpersoon in De avonden van Gerard Reve en Johan Roodenhuis, de hoofdpersoon in Vestdijks Else Böhler. Hoe zouden de beide auteurs, die later als kemphanen waren, dit hebben hebben gevonden?
WvW, 30 november 2015
Tactiek van de verschroeide aarde
